Nieuwe Insolventieverordening (EU)
 
Zuidweg & Partners
 
 
Nieuwe Insolventieverordening (EU)


Nieuwe Insolventieverordening (EU) 2015/848 betreffende insolventieprocedures: koppeling Europese insolventieregisters, standaardformulieren buitenlandse schuldeisers
De Verordening (EG) nr. 1346/2000 betreffende insolventieprocedures is afgelopen zomer vervallen. De nieuwe Insolventieverordening (herschikking) (Verordening (EU) 2015/848 betreffende insolventieprocedures) is inmiddels ingegaan. De verordeningen zijn sterk vergelijkbaar. Met de nieuwe verordening (ook wel EU-insolventieverordening genoemd) worden enkele aanpassingen doorgevoerd in de Faillissementswet om deze te laten aansluiten op de EU-Insolventieverordening. De aanpassingen zijn vooral van technische aard en betreffen met name doorverwijzingen naar de verordening en aansluitingen bij de in de verordening gehanteerde terminologie.

Daarnaast wordt ook een aantal niet-technische zaken gewijzigd en toegevoegd. In het bijzonder punt 5 en 6 kunnen relevant zijn voor sommige van onze leden. Het wordt nl. voor betrokkenen bij een insolventieprocedure makkelijker om informatie uit te wisselen en schuldeisers worden eenvoudiger over insolventieprocedures in andere lidstaten geïnformeerd. Ook het internationaal indienen van vorderingen in een insolventieprocedure wordt eenvoudiger. De belangrijkste (niet technische) wijzigingen staan hieronder vermeld.

1. Uitbreiding van het toepassingsgebied tot herstructureringsprocedures met als doel het voorkomen van een faillissement.
Ten opzichte van de EG-verordening is het materiële toepassingsgebied van de EU- insolventieverordening uitgebreid. De verordening is op grond van artikel 1, eerste lid, materieel van toepassing op openbare collectieve procedures die zijn gebaseerd op het recht inzake insolventie ten behoeve van herstel, schuldaanpassing, reorganisatie of liquidatie, met inbegrip van voorlopige procedures (zie overwegingen 15–16 van de preambule). De uitbreiding van het materiële toepassingsgebied van de verordening is erop gericht om niet alleen liquidatieprocedures, maar ook procedures gericht op herstel, schuldaanpassing en reorganisatie Europees te reguleren.

2. Invoering van waarborgen ter voorkoming van «forumshopping» onder meer door het voor de rechterlijke bevoegdheid centrale begrip COMI (center of main interest) nader te definiëren.
Wanneer een schuldenaar een verzoek tot opening van een insolventieprocedure indient, kan hij geneigd zijn om in de aanloop daarnaar toe zijn situatie zo in te richten dat niet het recht zal worden toegepast dat het beste aansluit bij zijn insolventiesituatie, maar het recht dat hem het beste uitkomt, namelijk door de verplaatsing van de COMI voorafgaand aan het verzoek tot opening. Op basis van de EG-verordening is de rechter van de lidstaat waar de COMI gelegen is, bevoegd een op de schuldenaar van toepassing zijnde hoofdinsolventieprocedure te openen en de rechter van de lidstaat waar de schuldenaar een vestiging bezit, is bevoegd een op de schuldenaar van toepassing zijnde territoriale insolventieprocedure te openen. Deze rechter zal vervolgens ook het insolventierecht van die lidstaat toepassen. Dit blijft de regel in de EU-insolventieverordening. Met als doel «forumshopping» te voorkomen is in de verordening het begrip COMI evenals de definitie van vestiging nader uitgewerkt.

3. Uitbreiding van de regels voor de samenloop van een hoofdprocedure (die in de EU-insolventieverordening wordt aangeduid met de term «hoofdinsolventieprocedure») en territoriale (secundaire) insolventieprocedures.
De mogelijkheid voor de rechter van een lidstaat om naast een hoofdinsolventieprocedure een territoriale insolventieprocedure te openen blijft bestaan. Ten opzichte van de EG-verordening is in artikel 3, vierde lid, voor opening van een territoriale procedure zonder dat een hoofprocedure is geopend toegevoegd het geval dat een overheidsinstantie deze kan aanvragen. Daarnaast is in artikel 3, aan het slot van het vierde lid, bepaald dat zodra een hoofdinsolventieprocedure wordt geopend de al geopende territoriale insolventieprocedure een secundaire insolventieprocedure wordt. Daarnaast behoeven secundaire insolventieprocedures niet langer liquidatieprocedures te zijn. Dit betekent voor Nederland dat de surseance van betaling – een algemeen uitstel van betaling door de rechtbank aan de schuldenaar verleend – ook een secundaire insolventieprocedure kan zijn.

4. Invoering van regels met betrekking tot samenloop en coördinatie van insolventieprocedures betreffende ondernemingen die samen een multinationale groep vormen.
Nieuw toegevoegd! Hoofdstuk 5 van de verordening gaat over insolventieprocedures met betrekking tot ondernemingen die samen een multinationale groep vormen. Deze regeling is nieuw ten opzichte van de EG-verordening. Een groep ondernemingen is op de voet van artikel 2, onder 13, een moederonderneming en al haar dochterondernemingen. Op grond van artikel 2, onder 14, is een moederonderneming een onderneming die rechtstreeks of indirect zeggenschap heeft over een of meer dochterondernemingen

5. Versterking van de coördinatie en samenwerking tussen insolventiefunctionarissen, rechters en beide beroepsgroepen onderling door verplichte openbaarmaking van beslissingen tot opening en sluiting van insolventieprocedures in een openbaar elektronisch register in de desbetreffende lidstaat en op termijn de koppeling van deze insolventieregisters.
Op de voet van artikel 24 zijn de lidstaten verplicht tot openbaarmaking van beslissingen tot opening en sluiting van insolventieprocedures in openbare insolventieregisters. In Nederland wordt nu reeds door middel van het Centraal Insolventieregister (CIR) bekendheid gegeven aan de opening, het verloop en de beëindiging van insolventieprocedures voor het faillissement. In het tweede lid van artikel 24 van de verordening staat een aantal gegevens vermeldt dat verplicht in het register moet worden opgenomen. Het CIR voldoet aan deze vereisten. De Raad voor de Rechtspraak heeft opgemerkt dat de verordening ook wijzigingen in de verwerking van gegevens in het CIR met zich meebrengt. Zo dienen, bijvoorbeeld, de publicatieteksten en presentatie van gegevens aangepast te worden en dient daarbij rekening gehouden te worden met de regelgeving inzake de verwerking van persoonsgegevens. De Raad voor de Rechtspraak zal bezien in hoeverre het CIR ten gevolge van de verordening aanpassing behoeft. Op grond van artikel 25 dienen de insolventieregisters van de lidstaten in 2019 onderling te zijn gekoppeld. Met de koppeling van de verschillende insolventieregisters van de lidstaten via het Europees e-justitieportaal wordt het voor betrokkenen bij een insolventieprocedure makkelijker om informatie uit te wisselen en worden schuldeisers eenvoudiger over insolventieprocedures in andere lidstaten geïnformeerd.

6. Ontwikkeling van meertalige standaardformulieren voor kennisgeving van insolventieprocedures en indiening van vorderingen door buitenlandse schuldeisers.
Nieuw is dat de verordening voorziet in de invoering van twee standaardformulieren die beschikbaar zullen zijn in alle officiële talen van de Europese Unie (zie artikel 88). Op grond van artikel 54 komen er standaardformulieren voor de verplichte kennisgeving door de insolventiefunctionaris aan de buitenlandse schuldeisers van de opening van een insolventieprocedure. Op de voet van artikel 55 komen er standaardformulieren waarmee schuldeisers hun vordering(en) kunnen indienen en eventuele nadere aanvullende documenten en gegevens kunnen opvragen.

Bron: NVVK
 
Zuidweg & Partners
Graaf Florislaan 40
1200 CD HILVERSUM

T: (035) 538 53 50
W: www.zuidweg-partners.nl
Volg ons op:
Twitter Twitter
Facebook Facebook
LinkedIn LinkedIn